Ridderplein
Vrijheidspad

8 – Het plein

Zo heet ik pas sinds 1953. Voor die tijd noemden ze me Borretplein. Zonder dikdoenerij: een achterafplek ben ik niet. Al begin vorige eeuw bood ik zicht op statige panden, waaronder het gemeentehuis en de villa van de burgemeester. Het pronkstuk: kasteel Gemert, waar de paters van de Heilige Geest oftewel de Spiritijnen leefden. Ik sleet de zolen van kloostersandalen en deftig schoeisel. Maar ook van klompen en arbeidersschoenen: zij vonden hun weg naar bierbrouwerij Het Anker, café de Landman en de zadelmakerij van Frunt op dit plein. Honderdduizenden voorbijgangers heb ik beleefd. Al hun voetstappen zijn weggestorven. Behalve die van 11 mei 1940.

Het is half acht, die zaterdagochtend. Ik lig in de zon. De langgerekte schaduwen van huizen en bomen zijn me vertrouwd. Die van fietsende Duitse militairen-met-bewapening niet. Ze maken deel uit van het Tweede Fietssquadron. Als ze het plein oprijden, zien ze enkele militaire vrachtwagens voor het poortgebouw van het kasteel staan. De voertuigen behoren tot het geniedetachement van commandant Frets. ’s Nachts hebben zijn honderd manschappen een slaapplaats bij de paters gekregen.

8 – Het plein

De gegijzelde menigte zit tussen de strijdende partijen bekneld. Driemaal hoor ik een dodelijk schot. Een verdwaalde Nederlandse kogel raakt de twaalfjarige Nico van Vught.

80 jaar vrijheid

Stollen

Soldaten, van wie enkelen een overall dragen, houden de wacht bij het materieel. Opeens krijgen ze de fietsende Duitsers in het zicht. Het is oog in oog, Auge in Auge. Meteen ontstaat er een vuurgevecht. Tijdens de korte schotenwisseling zakt de 27-jarige Duitse soldaat Emil Hoffman in elkaar.

Elk plein kent het bloed van kapotte kinderknieën. Maar dit loopt anders af. Even later stolt de tijd, Emil Hofmann is dood. Zijn commandant is furieus. Hij is ervan overtuigd dat een burger-in-overall de schutter is. Op zijn bevel door­zoeken de bewapende wielrijders alle huizen op het plein en in nabije straten. De razzia leidt tot de aanhouding van honderden mensen. Zie ze lopen: Piet de Rover, die zijn bedlegerige vrouw in een kruiwagen meesjouwt, de zwangere Francisca uit Milheeze die tijdelijk in Gemert logeert, de evacués uit Oploo. Alle gevangenen worden bijeengedreven in een halfopen, gewelfd gebouw aan de rand van het plein. Het is de bakstenen muziekkiosk. Grondtoon deze ochtend: angst in A mineur.

Urenlang voeren de Nederlandse en Duitse militairen een vuurgevecht. Het leeuwendeel van de Nederlandse soldaten zit in het kasteel verschanst. De Duitsers vinden dekking in huizen aan het plein. De gegijzelde menigte zit tussen de strijdende partijen bekneld. Driemaal hoor ik een dodelijk schot. Een verdwaalde Nederlandse kogel raakt de twaalfjarige Nico van Vught. De mindervalide Bert Baggermans alias De Paus wordt zonder pardon neergeschoten als hij een Duits bevel niet begrijpt. In het kasteel sneuvelt sergeant Paul van Oostveen, nadat de Duitsers IG-houwitsers en ander zwaar geschut hebben ingezet.

Klinkers

Overgave is de enige optie, beseft de Nederlandse commandant Frets van de Genie. Zijn beslissing brengt honderden voeten in beweging: de gegijzelde burgers en paters mogen uit de muziekkiosk vertrekken. Dat geluid verstomt nooit.

Na de oorlog is een witgranieten beeld in de tuin van de paters geplaatst. ‘Vredesmaagd’ heet het herdenkings­monument. Op de sokkel staat: “Namen zijn mensen.” Begin 1967 is de muziekkiosk gesloopt. Maar ik ben ge­bleven, het Gemertse plein met de onmisbare klinkers. Omdat rlgsld geen woord is, maar oorlogsleed wel.