Toen de Duitse soldaten beschoten werden van tussen of vanuit de huizen, wellicht door verzetslieden, werd de situatie op het Kerkplein grimmig en chaotisch. De opgejaagde en angstige Duitsers namen daarop 42 gijzelaars. Godfried Kerkhof was één van hen:
“Toen we uit de kerk kwamen, zette een Duitse patrouille ons meteen tegen de muur. De pastoor haalden ze uit de pastorie en ze gingen dan verder de Kerkstraat en de Kloosterstraat in en dan gingen ze er nog halen. En die zetten ze er allemaal tegen de muur.”
En daar viel een bom op het kanon dat daar stond. BOEM!
Met de handen boven het hoofd en de neus tegen de gevel van een huis, werden achter de gijzelaars drie machinegeweren opgesteld. Pastoor Houtmortels en pater Luykx, die zich ook bij de gijzelaars bevonden, kregen opdracht om de mensen te gaan verwittigen dat een gijzelaar zou worden gefusilleerd telkens wanneer er op de Duitse soldaten zou worden geschoten.
Plots bestookten de Engelse bevrijders van de King’s Company van de Grenadier Guards het kerkplein:
“En daar viel een bom op het kanon dat daar stond. BOEM! Toen moesten wij van die Duitsers in die loopgracht onder de lindebomen. Bij mij lag er een Duitser met mitrailleurband over zijn schouder en dan begonnen ze daar godverdorie te schieten. Ze schieten daar twee bomen af, al die takken vielen naar beneden.”
De Engelsen bleven het Kerkplein vanuit de Norbert Neeckxlaan beschieten, maar tegelijkertijd maakten ze een omtrekkende beweging zodat ze achter de huidige Boudewijnschool terecht kwamen. Vandaar wisten ze met één welgemikt schot de Duitse officier die de leiding had van de verdediging van het Kerkplein, dodelijk te treffen. De Duitsers waren hun leider en het noorden kwijt en sloegen op de vlucht. Via de Lepelstraat en de Gestelsedijk trokken ze brug 12 over naar Nederland. De gijzelaars waren vrij!
“Toen hebben we daar toch nog even gelegen totdat de Duitsers weggetrokken zijn en dan lag er één tegen die lindeboom, die zie ik nog liggen. Iemand stal zijn verrekijker. Zijn hoofd was er bijna af, die jongen. En aan de gendarmerie lagen er ook een stuk of drie, vier dood. De andere Duitsers sprongen op een Tiger-tank, die uit de Stationsstraat kwam gereden, en vluchtten zo naar Holland.”
“En toen we thuiskwamen, toen wist ik het niet meer. Mijn haar stond recht op mijn hoofd. Vuil van het zand en het stof en de smeerlapperij. Mijn vader ontfermde zich over mij, en toen heb ik wel een half uur aan een stuk geweend van de spanning. Wij zijn in de letterlijke zin van het woord bevrijd.”