Rose (rechts) met haar broers en zussen. Bron: Vrijheidsmuseum
Vrijheidspad

17 – Rose Jakobs

Rose Jakobs wordt in 1925 geboren in Oldenburg, Duitsland. Ze heeft een tweelingbroer en een jongere broer en zus. Als het leven voor joden in nazi-Duitsland te gevaarlijk wordt, vlucht de familie Jakobs in 1938 naar Nederland. Maar 2 jaar later wordt Nederland bezet en is het gezin ook hier niet meer veilig. 

Als Rose en haar tweelingbroer Martin in 1942 een oproep krijgen voor het ‘werkkamp’ besluit de familie Jakobs onder te duiken. Rose wordt met haar oom, tante en neefje ondergebracht op de zolder van de familie Hinrichs in Nijmegen. Ze moeten zich de hele dag muisstil houden. De familie verspreidt het gerucht dat ze allemaal door Duitse soldaten zijn doodgeschoten, zodat niemand naar ze zal gaan zoeken.

Rose hield een dagboek bij en schrijft op 30 augustus 1942: “Hoe konden wij met z’n zessen nu aan dit verschrikkelijke lot ontkomen? Vader achtte het haast een onmogelijkheid, maar ome Sam zei: ‘Proberen kun je ’t altijd’”.

17 – Rose Jakobs

"Hoe konden wij met z’n zessen nu aan dit verschrikkelijke lot ontkomen? Vader achtte het haast een onmogelijkheid, maar ome Sam zei: ‘Proberen kun je ’t altijd’".

80 jaar vrijheid

De moeilijke onderduikperiode

Onderduikers voeden wordt zonder genoeg voedselbonnen steeds moeilijker en duurder. De verhouding tussen de familie en hun onderduikers verslechtert. Rose voelt zich steeds minder welkom. In 1943 vordert de bezetter huizen in de straat waar de familie Hinrich’s woont en krijgen zij verplicht evacuees in huis. De kans dat de onderduikers betrapt worden neemt toe. 2 november 1943 wordt Rose naar Beek gesmokkeld, waar haar ouders, zus en broertje ondergedoken zitten bij de familie Jansen. Alleen haar tweelingbroer is er niet, hij zit ondergedoken in Den Bosch. 

Ondanks de moeilijkheden van onderduik worden verjaardagen en joodse feestdagen door de familie uitgebreid gevierd. De familieleden maken voor elkaar cadeaus uit oude materialen, sparen lekkers, schrijven gedichten en schenken hun waardevolle spulletjes aan elkaar. Rose en haar zus Edith verlangen naar de tijd dat ze weer naar buiten kunnen en studeren samen Engels om met de geallieerde soldaten te kunnen praten als de bevrijders komen. 

Rose schreef op 6 maart 1943: “Altijd aan datgene vasthouden wat je op dit ogenblik hebt en er met volle teugen van genieten. Dat is mijn parool.” 

De familie Jansen, die Rose en haar ouders, zus en broertje verborgen in Beek. Bron: Vrijheidsmuseum
Het graf van Rose op de Joodse begraafplaats in Nijmegen. Bron: Vrijheidsmuseum

Een splinterbom

Op 17 september 1944 landen Amerikaanse parachutisten in de omgeving van het huis in Beek. De familie Jakobs kan voor het eerst weer naar buiten, maar leeft dan midden in het front. Ze zijn vrij, maar niet veilig. Op 2 oktober gaan Rose en Edith op weg naar de eerste hulppost waar zij gewonde Amerikaanse soldaten verzorgen. Onderweg wordt Rose geraakt door een splinterbom. Ze overlijdt ter plaatse aan interne verwondingen. Rose wordt begraven op een open plek in het bos en later verplaatst naar de joodse begraafplaats in Nijmegen. Rose leefde twee weken in vrijheid. 

Het gezin Jakobs moet na de oorlog een nieuw leven opbouwen zonder Rose. Ze vangen Joden op die terug keren uit de kampen.  Van hen horen ze de verschrikkelijke verhalen over de Jodenvervolging. 

Edith Jakobs zei: “In eerste instantie geloofde ik het niet, maar toen ik zag hoe deze mensen eruit zagen met die nummers op hun armen, en ik de vreselijke dingen hoorde die ze me vertelden, had ik het zo met ze te doen. Ik wilde ze helpen.”